HULPVERLENING EN DIVERSITEIT
Om in te kunnen spelen op de diversiteit in de samenleving, moeten hulpverlenenden (m/v) zich verdiepen in de wijze waarop maatschappelijke diversiteit mensen beïnvloedt in a) hun ziektebeleving, b) hun gezondheidsopvattingen en c) hun gezondheidsgedragingen. Vervolgvraag is natuurlijk welke interventies hierdoor mogelijke en wenselijk zijn.
De antwoorden op deze vragen hangen af van de manier waarop we diversiteit denken:
- om welke verschillen gaat het eigenlijk: sekse/gender, etniciteit, leeftijd, klasse, levensbeschouwing en/of seksuele voorkeur?
- hoe onafhankelijk – of verweven – zijn die verschillen?
- met welke machtsdynamiek gaan ze gepaard?
Zwarte wetenschapsters hebben hierover de intersectionaliteitstheorie ontwikkeld. Volgens deze theorie bestaat er geen hiërarchie van verschillen maar zijn ze gelijktijdig werkzaam in een mensenleven; dit is onder andere merkbaar in de identiteitsvorming van personen of groepen. Bovendien zijn de verschillen niet machtsneutraal omdat de maatschappelijke ordeningsprincipes waarnaar ze verwijzen, gepaard gaan met sociale ongelijkheid.
Dit `kruispuntdenken’ biedt nieuwe perspectieven op de relatie tussen sociale ongelijkheid, persoonlijk functioneren en gezondheid respectievelijk ziekte. Maar hoe deze theorie kan worden toegepast in onderzoek en praktijk van de gezondheidszorg, op micro- en macroniveau, verdient nadere verkenning en doordenking.
Uit de publicaties van 2009 tot en met 2011 komt het beeld naar voren dat de intersectionele benadering een kwaliteitsverbetering op microniveau kan betekenen maar op macroniveau een riskante onderneming is. Verbinding met het complexiteits-denken biedt nieuwe vergezichten.